Fascinatie is de sleutel tot kwaliteit |
Niet veel maar wel diepgaand. Terugblik op 25 jaar CuypersgenootschapDit is de tweede paragraaf van het stuk dat Rens Swart voor het Cuypersbulletin schreef als terugblik op 25 jaar Cuypersgenootschap. De redding van de Clemenskerk in HilversumVooral die vasthoudendheid en lange adem waren onmisbaar bij de bescherming van de Clemenskerk in Hilversum, een zaak die speelde van september 1994 tot augustus 2004: tien jaar! Aan het begin van die periode kende de kerk nog een actief gebruik voor de eredienst; aan het einde was hij reeds jaren verlaten en stond hij er desolaat bij, ondanks dat het gelukt is deze kerk als rijksmonument te klasseren. De Clemenskerk (St.-Clemens Maria Hofbauer) aan de Bosdrift in Hilversum is in 1913 ontworpen door Jac. van Gils, architect te Rotterdam, wiens plannen herhaaldelijk werden versoberd. Zo is de geplande toren nooit gebouwd en is het schip pas in 1922 naar de oorspronkelijke plannen verlengd door Jos. Cuypers. Ondanks dat de kerk relatief sober is uitgevoerd, is het mooi om te zien dat boven de gewelven van het verlengde schip de oorspronkelijke topgevel mooi gedecoreerde blindnissen bevat. De kerk is gebouwd met gebruikmaking van neoromaanse en neobyzantijnse elementen en heeft opvallende witgeblokte traveebogen en een meerhoekig gebroken houten gewelf. De kerk is belangrijk vanwege de manier waarop Van Gils het toen opkomende inzicht dat elke kerkganger een vrij zicht op het altaar moest hebben, heeft vertaald in een breed schip overdekt door een reeks opklimmende steile daken. Vooral aan de buitenkant geeft dit een opmerkelijke en monumentale aanblik. De kerk bevat een staalkaart van werk van Max Weiss: glas-in-lood, muraalglasschilderingen en tabernakeldeurtjes. Het orgel, gebouwd door Steinmeyer in 1923, is van zeer hoge kwaliteit. Het was door dit orgel dat ik met de kerk in aanraking kwam. Twee orgelliefhebbers die betrokken waren bij de Clemenskerk heb ik ooit leren kennen doordat zij op het eveneens door Steinmeyer gebouwde orgel van de Adventskerk in Alphen aan den Rijn, mijn toenmalige woonplaats, afkwamen. Behalve dat dit resulteerde in een nog immer voortdurende vriendschap, had dit ook tot gevolg dat ik regelmatig werd gevraagd op het Hilversumse orgel koren te begeleiden. Het orgel is van een onvoorstelbare degelijkheid en heeft ondanks zijn beperkte omvang een overtuigend en ongebruikelijk karakter. Op zeker moment realiseerde ik dat de 'gaten' in het klankbeeld, die ik tot dan toe als een merkwaardigheid had gezien, effectief kunnen worden ingevuld door verplicht gebruik van de superkoppels, een gewoonte die in Nederland in vakkringen grosso modo ofwel onbekend is ofwel met afschuw wordt bezien. Dit is maar een willekeurig aspect van wat dit orgel zo bijzonder maakt; het is een topproduct uit de zogenoemde 'vervaltijd', een term waaruit al evenzeer die afschuw blijkt. Gelukkig staan wij met onze waardering in vakkringen lang niet meer alleen. In 1994 zag het ernaar uit dat de Haarlemse bisschop zou besluiten in Hilversum kerken te sluiten. Het belang van de kerk, de inrichting en het orgel leek 'evident', om maar eens een drogredenachtige term van stal te halen die in het aanwijzingsbeleid van die dagen een belangrijke rol speelde. De, toch niet onbelangrijke, architect Dudok had bij het ontwerp van zijn eerste woonwijk in Hilversum bovendien de kerk gebruikt als zichtpunt. Daarnaast zou met de sluiting van de kerk ook het bloeiende culturele en parochiële leven in de fraaie, akoestisch gunstige ruimte bedreigd worden. Daarom startte ik, ondersteund door parochianen, orgeldeskundigen en onze eigen Arjen Looyenga, namens het Cuypersgenootschap de procedure om de kerk onder de bescherming van de Monumentenwet te laten vallen. De nimmer aflatende ondersteuning door Arie den Dikken, ambtenaar monumentenzorg van de gemeente Hilversum met een overtuigende visie op het monument en zijn gebruik, mag hier wel apart gememoreerd worden. De procedure was lang en taai. Bisschop Bomers koos in 1995 toch voor sluiting van de Clemenskerk ten gunste van een moderne kerk. We hadden de hoop dat onze argumenten vóór dit waardevolle gebouw en zijn inspirerende rol binnen de liturgie het besluit van de bisschop zouden beïnvloeden. Helaas niet. De eigen parochiegemeenschap is sindsdien grotendeels verdampt. Ook het culturele leven kwam met sluiting tot stilstand. Ondertussen voerden we een hevige strijd: in die tijd kon aanwijzing tot rijksmonument, monumentenwet of niet, alleen vooruitlopend op het MSP als het gebouw extreem belangrijk was, 'evident'! Na de afwijzing door de staatssecretaris stelden we bezwaar in en op zeker moment, vlak nadat bij de Raad van State beroep was aangetekend, keerde de zaak. Het had geloof ik te maken met een wending in de houding van de Raad voor Cultuur. Ik herinner me vreemd genoeg de details niet meer, hoewel ik me al die jaren tot op de tanden bewapend had met kennis en strategie en van alle materiaal overtuigende en relatief compacte beroepschriften en pleitnotities had pogen te maken en ook in de rechtszaal goed uit mijn woorden kwam. Ik kan evenmin de details nakijken, want ik heb de 13 cm hoge stapel stukken inmiddels bij onze archivaris ondergebracht en kennelijk maakt dat na een lange intensieve periode ook het hoofd wat leger. Hoe dan ook, er ontstond een tweede procedure, ditmaal met de staatssecretaris aan onze zijde. Het bisdom, die de eigendom van de kerk heeft overgenomen van de parochie, blijft volharden in zijn verzet, waarbij men vooral beducht is voor herkenbaarheid van de kerkelijke functie in een gebouw dat herbestemd is. Dus: slopen of alle kerkelijke herkenbaarheid eruit slopen. Daarmee zou het gebouw een groot deel van zijn waarde verliezen. Ik herinner me dat tijdens de rechtszaken de advocate van de bisschop (of eigenlijk van de econoom van het bisdom, dat is namelijk volgens mijn stellige indruk verreweg de machtigste man van een bisdom) bij herhaling bleef aanvoeren dat een wettelijke bescherming de herbestemming van de kerk in de weg staat, terwijl juridisch gezien de beperking van het monumentenrecht niet aan de orde is tijdens de beschermingsprocedure. Dat gebeurt pas tijdens een vergunningprocedure in het kader van artikel 11 van de monumentenwet: dan wordt beoordeeld of concrete plannen de waarde te zeer aantasten. Tegelijk kon het bisdom niet aangeven welke plannen men met de kerk had. Ja, men sprak dan wel over gebruik, maar tussen de regels door was helder te lezen dat sloop was wat men eigenlijk in gedachten had. Ik kan u verzekeren dat het zeer bevredigend is om, na je tot in je poriën voorbereid te hebben, zowel bij de commissie voor de bezwaarschriften, bij de rechtbank als vervolgens ook nog eens bij de Raad van State als noch architectuurhistorisch, noch juridisch geschoolde te winnen van een advocaat! [In het bestuursrecht is het namelijk niet verplicht je te laten vertegenwoordigen door een advocaat, dus ik deed alles zelf.] Sinds augustus 2004 is de kerk dus onherroepelijk beschermd. De Stichting Vrienden van de Clemenskerk ijvert sindsdien met onvermoeibaar elan voor een waardige herbestemming van de kerk, in overleg met gemeente en bisdom. Ik voel me wel eens schuldig: na tien jaar procederen heb ik de casus, die voor mij immers meer dan casus was, neergelegd. De kerk is beschermd, dat heb ik mooi bereikt, maar daarmee nog niet gered, want zonder gebruik is het gebouw ook fysisch ten dode opgeschreven. Alleen al de goedkope en destijds al aftandse dakbedekking schreeuwt om een grote ingreep. Bij die strijd om een waardig gebruik ben ik niet meer betrokken. Niettemin zie ik zoveel creativiteit en uithoudingsvermogen bij de Stichting Vrienden van de Clemenskerk, en bovendien zoveel medewerking van bijvoorbeeld de gemeente, dat ik er alle vertrouwen in heb dat de kerk het gaat redden. Het zal mij een enorm genoegen zijn het orgel dan weer te bespelen! Volgende pagina: Het orgel in de Grote Kerk in Gorinchem Overzicht: Terugblik 25 jaar Cuypersgenootschap |
|
Met vriendelijke groeten, |