De toenmalige bestuursleden van het Cuypersgenootschap zullen zich, toen zij mij in 1992 vroegen toe te treden tot het bestuur, waarschijnlijk wel een zekere voorstelling hebben gemaakt van wat ik voor de vereniging zou kunnen betekenen. Een bijzondere vereniging leek het, misschien zelfs een wat exquise club, die zich tooide met de naam 'genootschap'. Ja, de bestuursvergaderingen duurden bruto een hele dag en vonden plaats op een kasteel in het zuiden des lands, zoals Gert van Kleef elders in dit bulletin toelicht. [Ik geloof niet dat we daar foto's van hebben, jammer!] Het bourgondische had een voorname plaats en om daarin te passen behoefde je niet zozeer voornaam en deskundig te zijn, of althans niet uitsluitend, als wel een aansprekende en ietwat praktische persoonlijkheid te hebben. Men zal zich hebben gerealiseerd dat men zich met mij weliswaar een geïnteresseerde en academisch geschoolde in huis haalde, maar ook iemand die zich niet kon meten met de in en rond het bestuur aanwezige unieke combinatie van kennis op zeer hoog niveau van een (toen nog) uithoek van de architectuur- en kunstgeschiedenis, juridische kennis en inzicht in het monumentenrecht en een enorme vaardigheid om deze combinatie met succes in te zetten voor het behoud van bedreigd erfgoed.
Nee, ik heb in de elf jaar dat ik bestuurslid was en in de jaren erna slechts twee grote acties 'gedaan'. Daarover vertel ik zo dadelijk. Toch kreeg ik bij mijn afscheid in 2003 de indruk dat mijn bijdrage aan het Cuypersgenootschap wel gewaardeerd werd. Dat zal hem dus niet in de uitgevoerde acties hebben gezeten. Als je zo om je heen kijkt in de vereniging en het bestuur, dan zie je vanzelf de dingen die anderen beter kunnen. Maak ook de dingen die blijven liggen, beter kunnen of anderen gewoon te veel tijd kosten. Ik begon mijn loopbaan als tweede secretaris, waardoor mede-oprichter en secretaris Bernadette van Hellenberg Hubar haar kwaliteiten meer kon richten op de zaken waarin ze (nog meer) uitblonk.
Toen het nieuwsblaadje van het genootschap, De Sluitsteen, met daarin destijds de rubriek met de veelzeggende literaire naam 'De rafelrand van de monumentenzorg', langzaamaan uitgroeide tot een gewaardeerd academisch tijdschrift, ontstond er een vacuüm. De redactie duldde geen oppervlakkige nieuwsberichtjes meer die qua statuur niet strookten met de goede artikelen waarmee het tijdschrift zich onderscheidde. Dat was niet zo'n ramp want voor berichten over excursies en tentoonstellingen verscheen het blad toch te laat. In het najaar van 1994 besloot het bestuur tot de oprichting van het Cuypersbulletin, waarvoor overigens verschillende meer literaire titels werden voorgesteld, die het echter doordat de secretaris bij de beslissende stemming de trein gemist had helaas niet hebben gehaald. Ik heb mij toen bereid verklaard deze nieuwsbrief te verzorgen, onder de voorwaarde dat actieve bestuursleden en gemachtigden zélf voor het bulletin een toegankelijk stukje zouden schrijven over wat zij onder handen hadden. Ik zou dan de hoofd- en eindredactie doen en en passant de vormgeving. Daarbij zorgde een combinatie van perfectionisme en liefhebberij in typografie (en programmeren in de wetenschappelijke opmaaktaal TeX, ik blijf immers een techneutisch wetenschapper) ervoor dat er een nieuwsbulletin kwam dat beter oogde dan het eerste-het-beste tweekoloms tekstverwerkingsdocumentje, waar we het eigenlijk ook best mee hadden kunnen doen.
Zei ik daarnet 'academisch geschoold'? Dat lieg ik. Ik poogde toen ik in het bestuur geraakte mijn sterrenkundestudie af te ronden. Maar als je werkelijk voor iets gaat, naar een hoge kwaliteit streeft en je verantwoordelijk voelt voor een zaak die je op je schouders hebt genomen of voor de tijdige nieuwsvoorziening voor 500 leden, dan slaat als puntje bij paaltje komt de balans door ten nadele van je puur persoonlijke ambities. Het opzetten en bijhouden van een geautomatiseerde ledenadministratie en een waardige boekhouding liet alleen maar minder tijd voor mijn persoonlijke doelstellingen over, ook al gebeurde dat vaak in tevoren niet te voorspellen gaatjes in het etmaal. Dat laatste maakte samenwerking en een goede overdracht helaas wel lastig. Later kwam er meer evenwicht in en zodoende ga ik nu als Delfts ingenieur geodesie door het leven.
Het is beslist waar dat het een bepaalde discipline vergt en absoluut een lange adem, om je expertise op het gebied van architectuurgeschiedenis, bestuursrecht en monumentenbeleid in te zetten ten gunste van het behoud van bepaalde concrete objecten. Dat is maar weinig experts gegeven. Als ik terugkijk op mijn eigen ervaringen en de aspecten poog te identificeren die bij nader inzien noodzakelijk bleken, waarop ik bij nader inzien te kort schoot of waarop ik andere bestuursleden zag excelleren of misschien wel niet, dan zou ik het volgende lijstje kunnen geven:
- gedegen kennis van de architectuur- en cultuurhistorische gronden voor behoud of de vaardigheid deze kennis te mobiliseren;
- goed in staat zijn en voldoende kennis hebben om dwarsverbanden te leggen;
- de vaardigheid hebben af te dalen uit de ivoren toren der wetenschap;
- gedegen kennis van het monumenten- en bestuursrecht;
- kennis van en begrip voor de beleidsmatig waaiende winden ('bestuurlijke sensitiviteit' heet dat voor ambtenaren);
- de vaardigheid je in de 'tegenpartij' te verplaatsen, niet alleen omdat je deze daarmee (om het netjes te zeggen) effectiever kunt opponeren, maar ook omdat je daarmee sneller een productievere verstandighouding kunt creëren;
- de vaardigheid een overmaat aan kunsthistorische en juridische informatie te filteren en om te vormen tot een overtuigend betoog op hoofdlijnen;
- de vaardigheid een betoog af te stemmen op het gedachtengoed of de leefwereld van de lezer of luisteraar, of dit nu een rechter, bestuurder of andere belanghebbende is;
- schrijf- en spreekvaardigheid;
- een toegankelijke persoonlijkheid;
- discipline en een zeer lange adem;
- voldoende tijd, nu en in de toekomst.
Ik garandeer niet dat er mensen te vinden zijn die dit alle in zich verenigen. Ik doe dat zeker niet, al heb ik gedurende mijn bestuurslidmaatschap erg veel geleerd. Een enorme verrijking: dat was het zeker.
Volgende pagina:
Redding van de Clemenskerk in Hilversum
Overzicht: Terugblik 25 jaar Cuypersgenootschap
|
Na het redigeren en opmaken van het Cuypersbulletin (door mij) en de vermenigvuldiging, kwamen enkele betrokken (bestuurs)leden naar huize Swart-Broekhoven om daar de ruim 500 tijdschriftjes met meestal een excursie-uitnodiging in enveloppen te steken. Van links naar rechts: Leo Dubbelaar, Hugo Landheer, Vladimir Stissi en Sabine Broekhoven. (april 2002)
Met een beetje balanceren kon de zware postzak per fiets (door Rens, voor de duidelijkheid) worden getransporteerd naar het zakelijke postkantoor. Met de door mij uitgedokterde streepjescode op elke envelop kregen we bovendien partijpostkorting. (juni 1998)
Nog een keer, nu in andere samenstelling: Guido Hoogewoud, Sabine Broekhoven en Rens Swart aan het echte verenigings-handwerk. (maart 2000)
Mijn laatste Cuypersbulletin, geheel gewijd aan de restauratie van het Rijksmuseum in Amsterdam en voor de gelegenheid in hoge-kwaliteit drukwerk, met scans die ik maakte uit het originele boek "Het Rijksmuseum". Trots hè? Maar het is mooi geweest, ik stop ermee. 6 september 2003.
De voorpagina van het Cuypersbulletin van juni 2003 over de aanstaande verbouwing van het Rijksmuseum in Amsterdam, met daarop een scan van een van de originele tekeningen die een indruk geven van de terug te reconstrueren rijkdom aan decoratie en kleuren. Het ontwerp van dit tijdschrift werd door Rens in 1994 gemaakt, toen nog in het wetenschappelijke zetprogramma TeX; let op het typische Rens-grapje: het gebruik van het woord 'hopelijk' in het verder keurige ontwerp.
|