9 september en 7 november 2014; 2 juni 2015
Overzicht van deze pagina
De eerste orgellessen
Zoals op de vorige pagina gezegd, kreeg ik bij de Streekmuziekschool in Alphen aan den Rijn eerst AMV, van mevrouw Van Hooff. Tijdens het tweede jaar begon ik met orgelles. Dat was op het grote Eminent-orgel (met volledig pedaal) in het kleine kamertje aan de Hooftstraat 162, waar de muziekschool in een soort gekraakt pand zat … Ik had les van de energieke uit Spanje afkomstige Domingo Belled, in Alphen aan den Rijn ook bekend van het 'Operettekoor Sint Bonifacius' (zie de foto die ik in mijn eerste schrift plakte hiernaast). De boeken van Folk Dean: natuurlijk begon het daarmee. Ik was meer een dromer dan een heel ijverig student, maar het ging toch vlot. Ook 'An der schönen blauen Donau' van Strauss heb ik gespeeld, mét coda van Belled op een los blaadje!
De orgelopleiding was eigenlijk heel breed. Het ging om de nootjes en de techniek en de toepassing daarvan op het typische elektronische orgel maar net zo goed op het klassieke repertoire. Belled introduceerde op den duur de orgelmethode Ars Organi van Flor Peeters, maar daar werd maar een deel van gebruikt.
Op zeker moment – ik zat net op de middelbare school – was toch wel duidelijk dat ik me wilde specialiseren in de klassieke richting. Daarvoor waren volledige manualen en een volledig pedaal nodig en dat had de Solina B200 die mijn ouders gekocht hadden niet (zie mijn tekening hiernaast). Het was een beetje kostbaar om dan maar weer een ander studieorgel aan te schaffen en daarom ging ik vanaf september 1976 in 'onze eigen' Sint-Bonifatiuskerk studeren, eerst op zaterdagmorgen, later ook op woensdagmiddag.
Specialisatie: pijporgel
De specialisatie werd serieus, dus na drie jaar les van Belled stapte ik over naar de specialist die de Alphense muziekschool daarvoor in huis had: Janhans Mathlener, een Zuid-Afrikaan die in Amsterdam bij Jan Raas studeerde. Hij gaf les op het Pels-orgel uit 1965 in de Goede Herderkerk aan de Ten Harmsenstraat: zie de foto hiernaast. Dat was toch duidelijk andere koek. Zo'n (neobarok) orgel had ik nog nooit gehoord, gewend als ik was aan het romantische geluid van het orgel in de Bonifatiuskerk. Ik vond het toch ook wel mooi.
De behoefte om thuis een orgel met twee volledige manualen en een volledig pedaal te hebben was sterk, maar een Johannus was nogal kostbaar. In november 1977 bracht de Bodegraafse orgelfabriek Eminent een gunstiger geprijsd, iets beperkter instrument op de markt: de Omegan 7100. Mijn ouders kochten dit orgel en die doet het, na veertig jaar, nog steeds feilloos! En waarom? Omdat ik daar nog steeds op studeer!
Jan-Hans Mathlener was een goede, bescheiden docent. Hij voelde wat er in mij sluimerde en stimuleerde dat met zachte hand. Hij heeft mij werkelijk overal aan laten ruiken. Ars Organi van Flor Peeters, maar niet uitsluitend. Vingerzettingen, maar alleen als ik dat nodig had. Bach en Franck. Toen ik op les kwam met het bestelde boek Preludes en fuga's van Bach, maar dat niet het bedoelde boek 'Acht kleine …' bleek te zijn, gaf hij me daar gewoon les uit. Ook gaf hij me harmonieleer en leerde me begeleiden. Toen ik hem vertelde dat ik in de Bonifatiuskerk heel andere dingen hoorde, namelijk (later kon ik het beter formuleren) niet hak-hak-hak op elke noot een ander akkoord, maar meer liggenblijvende akkoorden met schredegewijze begeleiding, poogde hij mij te begrijpen. Er was duidelijk een kloof tussen het protestantse gebruik en hoe dat in een katholieke kerk als de onze ging.
Mathlener stimuleerde me zonder dat ik het zelf in de gaten had. Hij wilde me nota bene zelfs Gregoriaans leren, waar het helaas niet van gekomen is. Hij stuurde mij naar allerlei voorspeelmiddagen, waar ik dan als enige (en nogal verlegen) orgelleerling mijn stukken kon spelen, bijvoorbeeld op de orgeltjes in De Bron. Eigenlijk was dat gewoon om mij – wat je nu noemt – podiumervaring te laten opdoen. De optie conservatorium is wel eens langsgekomen, maar gezien mijn preoccupatie met sterrenkunde had ik daarvoor niet zoveel belangstelling. Achteraf gezien heeft Mathlener op allerlei manieren mijn talenten pogen te ontwikkelen, maar doordat ik eigenlijk weinig fanatiek was en eerder een dromer dan een harde werker, maakte ik minder snel vorderingen dan Mathlener gezien mijn talent graag had gezien. Dat werd me pas duidelijk toen we afscheid van elkaar namen, toen hij, nadat ik drie jaar les van hem had gehad, naar Zuid-Afrika terugging.
Orgelbouw?
Eén ding herinner ik me nog levendig. Mathlener had in de gaten dat ik ook in de techniek van het orgel geïnteresseerd was. Op zeker moment haalde Mathlener tijdens de les zonder aankondiging de muzieklessenaar weg. Bij het Pels-orgel kijk je dan zo de ingewanden in en je ziet de tientallen abstracten die aan de toetsen zitten. "Wauw!!!" Ogenblikkelijk boog ik naar voren en keek wat er gebeurde als ik op de toetsen speelde. Dat moet Mathlener hebben aangevoeld. Ik wilde hier veel meer van weten en Mathlener raadde mij het boek 'Orgelbouwkunde' van Oosterhoff en Bouman aan, dat ik direct op mijn verlanglijst zette en voor mijn zestiende verjaardag kreeg.
Verdere orgellessen
Dan volgt een rampjaar. Na het vertrek van Mathlener nam de andere orgeldocent – ik zal zijn naam niet noemen – de lessen over. Hij gaf mij kopietjes van koralen uit band V van Bach, die dichtbeschreven waren met aanwijzingen: bij iedere noot een vingerzetting, een articulatie, bogen en nog veel meer (zie het detail hiernaast). Ik werd geacht dat minutieus over te schrijven. Dat was een schok, zo speel je toch geen orgel? Toen ik vervolgens op les kwam en alleen de vingerzetting maar had overgeschreven, riep hij: "nee, álles!" De vingerzetting was niet alleen grotendeels overbodig, maar ook extra bewust superonhandig. Hij was namelijk zo geschreven dat je niet meer hoefde na te denken over de articulatie, maar door de onhandige vingerzetting gedwongen was noten los te spelen. Tot nu toe was ik wat dromerig, jong en naïef, maar de eigenwijze denker speelde hier kennelijk al op. "Het is toch veel logischer dat je orgelspeelt doordat je de muziek begrijpt? En dat je articulatie leert? Spelen met je hersens in plaats van gedwongen door een onhandige en grotendeels overbodige vingerzetting?!" Zo zal ik het zeker niet gezegd hebben, meestal even bedachtzaam als mijn ouders, maar zo voelde ik het wel. Uiteindelijk raakten we op les het orgel niet meer aan, maar discussieerden we alleen nog maar. Om de zaak enigszins vlot te trekken, stapte hij over op muziek van wat lager niveau. Maar vervolgens begon hij in die boeken met rode pen te krabbelen alsof het voor eenmalig gebruik was … ik was zorgvuldig en zuinig op mijn spullen dus ook dat was tegen mijn haren in …
Deze man kreeg een andere functie (niet door mij, hoor) en de sympathieke Henk Gijzen was zijn opvolger. Met Henk kreeg ik een typische barokspecialist, maar ik heb ook veel andere muziek van hem geleerd, onder meer de Suite Gothique van Boëllmann. Het enige wat ik toen niet begreep (en nu nog niet) is dat hij ijverde voor de aanschaf door de Streekmuziekschool van een klein Reil-orgeltje: dat is toch volstrekt ongeschikt als lesinstrument, omdat je er op geen enkele manier romantiek op kunt leren spelen? Niettemin had ik al besloten met orgelles te stoppen om mij op mijn examen van de middelbare school te kunnen concentreren.
Les van een gelijkgestemde
Na een onderbreking van twee jaar – ik studeerde inmiddels sterrenkunde in Leiden – nam ik weer les, ditmaal niet via de Alphense Streekmuziekschool maar van Simon Stelling, organist van het Steinmeyer-orgel in de Adventskerk. Met Simon klikte het geweldig, ook al ervoer ik het wereldje van de merendeels wat ik maar zal noemen hevig protestantse orgelleerlingen als een flinke cultuurschok. Simon werd een goede vriend, gefascineerd door kerkelijke architectuur, negentiende- en twintigste-eeuwse orgels en orgelmuziek en in alles een onafhankelijk denker, ook (of juist) jegens religieuze onderwerpen. We discussieerden heel wat af op het scherpst van de snede, over het Frans getinte orgel in de Bonifatiuskerk dat volgens Simon jammerlijk verknoeid was, maar dat ik soepeler vond dan het te Duitse Steinmeyer-orgel, over welke akoestiek nu beter was en wat de katholieke kerk aan inspiratie te bieden had, terwijl deze volgens Simon vooral hun liturgische en muzikale erfgoed verkwanselden. Simon heeft me van alles geleerd, harmonieleer, maar ook bijvoorbeeld een stukje Messiaen als technische oefening. Alleen improviseren is mij nooit gelukt, daar denk ik te langzaam voor, denk ik (hoewel: zie de pagina over inspiratiebronnen).
In 1985 was het 300 jaar geleden dat Johann Sebastian Bach geboren werd en de beste leerlingen van Simon Stelling verzorgden ieder een eigen orgelconcert in de Adventskerk, dat geheel aan Bach gewijd was. Ik heb toen onder meer een snel deel uit een triosonate gespeeld en de schitterende "grote Es-Dur", BWV 552.
Bij Simon Stelling heb ik verder onder meer het Pièce Héroïque van César Franck en de Symphonische Phantasie und Fuge über 'Wachtet auf, ruft Uns die Stimme' van Max Reger gestudeerd. Door Reger's fantasie ben ik nooit helemaal heen gekomen, maar op de hondsmoeilijke fuga heb ik zo lang gestudeerd (daar gooi ik het maar op) dat ik deze uiteindelijk tot mijn eigen verbijstering uit mijn hoofd kon spelen …
Geen orgelles meer …
Na een aantal jaar les bij Simon Stelling ben ik ermee gestopt. Ik studeerde gewoon niet hard genoeg meer om er voldoende profijt van te hebben. Sindsdien studeer ik zelfstandig, bij vlagen hard of juist bijna helemaal niet.
Musicologie en harmonieleer
Toen ik aan de Rijksuniversiteit Leiden sterrenkunde studeerde, heb ik uit belangstelling ook wat vakken van de toen nog bestaande vakgroep musicologie gevolgd, onder meer 'Inleiding in de muziektheorie' van professor Van der Veen. Ik heb vooral goede herinneringen aan Jan van Biezen, bij wie ik onder meer 'De ontwikkeling van de fuga', de Franse orgelmuziek van Titelouze tot Daquin (met ook veel over de orgels) en harmonieleer gestudeerd heb. Een buitengewoon geestige en intelligente man die van vele markten thuis is, wiskunde net zo goed als historische orgelpijpfacturen. Als hij zijn fascinatie voor een muzikaal incident met je wilde delen, liet hij het je tweestemmig horen: de melodie floot hij en tegelijkertijd neuriede hij de tweede stem … ja, denk daar maar eens over na, wie doet hem dat na?!
Harmonieleer gaf Van Biezen, die ik ook wel eens een orgelpijp ter determinatie heb voorgelegd, aan de hand van de strenge regels van rond 1600. We maakten ook individueel opgaven; het leuke was dat de opgaven, door de regels op een bijna wiskundig exacte manier toe te passen, eigenlijk maar tot één oplossing konden leiden. Een enkele keer kon het stemverloop niet opgelost worden zonder een van de regels te overtreden, maar met een beetje nadenken vond je dan wel de 'minst slechte' oplossing (ik noem maar wat: wel een kwintverdubbeling maar geen octaafparallel). Mijn gemiddelde cijfer voor de harmonie-opgaven was een 9,8 …
Registrant tijdens orgelconcerten
Tijdens mijn contacten met Simon Stelling ben ik ook een tijd zijn vaste registrant geweest. Later ben ik veel met Petra Veenswijk opgetrokken, ook tijdens concoursen.
Voor wie het niet weet: 'registreren' is het wisselen van de registers van het orgel tijdens het orgelspel, hetgeen met name bij muziek van na 1850 tamelijk veeleisend is (o ja, en blaadjes omslaan, ook al liefst precies op tijd). Het ambacht van het registreren bestaat eruit om de muziek mee te lezen, te zien welke registers moeten worden in- of uitgeschakeld, waar die knoppen te vinden zijn, hoe je dat handig kunt doen, vervolgens terug te zoeken waar de organist gebleven is en vervolgens die registratiewisseling op het juiste moment te doen. Samengevat: het is een enerverende klereklus, ondankbaar omdat je de organist kunt maken of breken, maar de waardering ten opzichte van die voor de organist nogal magertjes is (behalve van de organist zelf).
Dit is zeer leerzaam! Je leert muziek goed kennen die je zelf mogelijk niet speelt en je denkt met de organist mee over de interpretatie, met name bij Simon Stelling, met wie we er vaak een lange maar leuke dag van maakten, ik nam daar toen gewoon de tijd voor. Daarnaast leer je orgels en het optimale gebruik daarvan goed kennen; met name hoe een orgelwerk te realiseren op een elke keer weer ander, en soms beperkt, orgel is leerzaam. Daarbij had ik het geluk dat mijn eigen inzichten serieus werden meegewogen en bovendien kan ik doorgaans beneden horen welke registers de organist boven heeft open staan, dus ik kon tijdens de voorbereiding de klank en balans goed voor de organist beoordelen.
Uitsmijter ter opinievorming
Dan nu nog iets dat ik zou kunnen weglaten of opiniërend met u zou kunnen delen.
Lang na het stoppen met orgelles, maar toch ook al weer lang geleden, heb ik op uitdrukkelijk verzoek eens één keer meegedaan aan een concours. Over het dramatische verloop daarvan (niet speciaal voor mij) en het arrogante gedrag van de vakjury kan ik nog wel eens vertellen. Goed, één ding dan. Na afloop zocht ik de jury op om met Charles de Wolff te discussiëren over hoe je moet omgaan met het tempo aan het einde van de fuga van de Wachet auf van Reger: zou je die sneller en sneller doen (dat komt de muziek niet ten goede, vond ik) of juist gewicht geven door hem breder te spelen (leek me het minst slecht) of zoals sommigen doen zinnen aan het einde te vertragen om richting de volgende zin weer te versnellen (vond ik niet muzikaal). Ik dacht dat De Wolff daarover wel goed zou hebben nagedacht, hij was immers bekend als Regervertolker. Ik kreeg nog net een vluchtig antwoord: de heren wensten niemand te woord te staan en zo snel mogelijk al die amateurs achter zich te laten om de kroeg in te gaan. Ik hoor om me heen dat het een uitzondering moet zijn geweest.
Wat me echter altijd is bijgebleven is de verbijstering van de heren toen ze vroegen van wie ik les had. "Ik heb geen les." Ik begreep die verbijstering helemaal niet, ik zou niet weten wat daar precies vreemd aan was. Bedoelden ze hoe ik zover gekomen kon zijn zonder les, dat ik hoe dan ook iets durfde voor te spelen zonder les te hebben, laat staan zo'n fuga uit een koraalfantasie van Reger?! Ik had geen flauw idee.
In het algemeen word ik behoorlijk gewaardeerd, mensen die me langer kennen weten wat ik goed kan en ook wat ik wat minder goed kan. Ik hoef ook nooit uit te leggen dat ik geen enkel diploma of getuigschrift heb. In het algemeen word ik serieus genomen.
Een enkele keer begrijp ik echter dat je als niet vakmatig opgeleid organist, hoe goed je ook bent opgeleid en wat voor een intelligente luisteraar je ook bent, soms juist nauwelijks serieus wordt genomen. Ik heb vaker in discussies gemerkt dat (sommige?) vakmensen vinden dat je als amateur je leven lang les zult moeten blijven houden. Dat vind ik raar, want vakmensen zijn na een paar jaar uitgestudeerd en gaan verder op eigen kracht. Waarom ik dan niet? Daar ben ik toch slim en muzikaal genoeg voor? Ook al kan ik niet pianospelen en weet ik niet alle details van muziektheorie en muziekgeschiedenis? (Overigens zijn er heel wat dingen die ik beter weet of vaardigheden die ik beter heb ontwikkeld dan sommige vakmusici!)
Recentelijk (Hoogstraten, 2014) maakte ik mee dat een intelligente, niet vakmatig opgeleide speler een indrukwekkend orgelconcert gaf, waarna de organiserend organist diens leraar publiekelijk dankte dat hij die jongeman toch maar mooi zo ver gebracht had. Dat zou je een vakorganist toch niet moeten flikken? Ik vond het een grove belediging, alsof de organist zelf geen hersens heeft.
Reageer maar, hoor! rens apestaartje rensswart.nl. Ik ben benieuwd.
> Volgende pagina:
nog maken
|
Het schriftje waarin mijn eerste orgelleraar mijn huiswerk noteerde. Ik had een foto uit de krant voorin geplakt, waarop Domingo Belled bezig is muziek te arrangeren.
Ook ik zette mijn eerste schreden op het orgelpad aan de hand van de leerboeken van Folk Dean. Ik heb zelfs precies bijgehouden van wanneer tot wanneer ik het gebruikt heb. Rechts de eerste bladzijde.
Mijn ouders kochten een Solina B200 als elektronisch studie-orgel. Het had zoals gebruikelijk twee onderling verschoven manualen en een 13-tonig stokpedaal. Ik heb er toen zelf een tekening met uitleg bij gemaakt.
Zodra ik op pijporgel overstapte, kreeg ik les op het orgel dat Pels in 1965 bouwde in de Goede Herderkerk in Alphen aan den Rijn. Mechanisch en neobarok, dat was heel wat anders dan ik gewend was! (foto met toestemming van Ad Agterberg)
De opvolger van Janhans Mathlener had een bizarre schoolse manier van lesgeven. "Hier heb je een koraalbewerking van Bach, ik heb alle vingerzettingen en articulaties al voor je uitgezocht: overschrijven!!" Janhans Mathlener wist een stuk beter hoe je het talent uit een intellectueel jochie moest peuteren.
In Slot Zeist was in 1977 een tentoonstelling over orgels die me nog lang zou heugen. Er stond onder meer een mechanisch orgeltje met 12 tonen en drie stemmen. Links mijn zus, rechts sta ik. O ja, in het trappenhuis stond een 32'-tongpijp die je met een knop kon laten klinken, wie weet waar die pijp vandaan kwam en waar hij nu is?
Simon Stelling, al veertig jaar organist van het bijzondere orgel dat G.F. Steinmeyer in 1923 in de Adventskerk in Alphen aan den Rijn bouwde, liet in het Bachjaar 1985 zijn beste leerlingen een volledig concert verzorgen op het Steinmeyer-orgel. Ik speelde toen onder meer Preludium en fuga in Es gr.t., BWV 552.
In 1990 registreerde ik bij een concert van Petra Veenswijk op het orgel van de Sint-Janskerk in Gouda. Een goede gelegenheid om dat orgel zelf te voelen. De kwetsbare ivoren trekkertjes voor de manuaalkoppels zijn berucht onder registranten … Overigens was mijn eerste ervaring als registrant de 'Weinen Klagen' van Franz Liszt door Simon Stelling op dit orgel … over voor de leeuwen geworpen gesproken …
|